Welkom in De Hallen Amsterdam. Het is en blijft belangrijk om de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend te houden. Wij moeten blijven beseffen dat de slachtoffers van WOII evenals degenen die voor onze vrijheid hebben gestreden, het hoogste offer hebben gebracht; hun leven.
Dodenherdenking 4 mei
Op 4 mei herdenken wij landelijk om acht uur 's avonds eenieder die zijn leven voor onze vrijheid heeft gegeven. Daarnaast worden er gedurende de dag op verschillende locaties in het land herdenkingsbijeenkomsten georganiseerd. Jaarlijks worden er bloemstukken opgehangen bij het herdenkingsmonument van het Comité 4 Mei Oud-West, Gemeente Amsterdam Stadsdeel West en De Hallen Amsterdam.
Herdenkingsplaquette
Op de plek waar nu de Kleine Passage gevestigd is, bevond zich vroeger het Stadsreinigingskantoor. Tijdens de oorlog zijn er 6 medewerkers van de Stadsreiniging opgepakt, afgevoerd en vermoord in één van de vernietigingskampen. Op de plaquette in de Passage van De Hallen staan de namen van deze zes medewerkers van de Stadsreiniging.
Het gaat om 4 straatvegers, een stoker bij de Vuilverbranding en een chauffeur op een vuilniswagen. Het waren geen helden, maar gewone, Amsterdamse jongens die in een grote oorlog verzeild raakten. Hier is hun verhaal.
Andries Kok
Andries Kok is 34 jaar als de oorlog uitbreekt, hij woont in de Willemsstraat in de Jordaan en is getrouwd. Hij werkt 13 jaar als straatveger. In het begin van de oorlog is dat bij de veegdienst in Bos & Lommer. Hij staat bekend als een fanatiek supporter van Ajax. In 1941 neemt hij deel aan de Februaristaking, een vooral Amsterdams protest tegen Duitse razzia's op Joodse stadsgenoten. Zijn deelname aan de staking is niet verwonderlijk, want hij sympathiseert met de Communistische Partij Nederland. De voornaamste organisator van de staking. Andries wordt in oktober 1942 samen met 160 andere collega's door de directie van de Stadsreiniging aangewezen om gedwongen in Duitsland te gaan werken. Hij vertrekt enkele weken later. De trein brengt hem naar een grote staalfabriek bij Bremen in Noord-Duitsland. Hij is een van de vele duizenden buitenlandse dwangarbeiders, die daar staal produceren voor de Duitse oorlogsindustrie. Geen wonder dus dat Bremen en de staalfabriek in 1944 onophoudelijk worden gebombardeerd door geallieerde vliegtuigen. Het leven van Andries Kok stokt op 26 juni 1944 als bommen zijn fabriek treffen. Levensgevaarlijk gewond wordt hij overgebracht naar een lokaal ziekenhuis, waar hij sterft. Hij krijgt een graf in de buurt, maar hij moet dit graf delen met een eveneens omgekomen Franse arbeider. Zijn stoffelijk overschot wordt in 1951 naar Nederland gebracht en krijgt een plek op begraafplaats Vredenhof in Amsterdam-West. Tien jaar later wordt hij herbegraven op het Nationale Ereveld in Loenen. De weduwe van Andries krijgt een relatie met een nieuwe man, ome Bram. Ze behoudt echter haar hele leven de achternaam van haar overleden echtgenoot, ze heet Helena Kok-Polder. Ze houdt die achternaam ook als ze uitgroeit tot de bekendste Amsterdamse zangeres van het levenslied. Ze wordt 'de nachtegaal van de Jordaan' genoemd. De weduwe van Andries Kok is tante Leen.